Het belooft vandaag weer een mooie lentedag te worden. Wel blijft de sluierbewolking vrijwel de hele dag de zon flink afschermen, maar de temperatuur is goed om te wandelen. In Amersfoort wandel ik eerst door de binnenstad. Het mooiste stukje is de wandeling langs de muurhuizen. Tegen de veertiende eeuwse omwalling aan werden huizen gebouwd, die er nu voor een deel nog staan. Ook aan de andere zijde van de straat die Muurhuizen heet staan nog heel wat oude huizen. Mooie middeleeuwse onregelmatig gevormde bakstenen, hoge en steile daken, zware muurankers zijn kenmerkend. Ze doen denken aan huizen zoals je die in Hanzesteden ziet. De Muurhuizen is stil en verkeersluw, het licht valt op een bijzonder manier. Er heerst een haast middeleeuwse rust, een oude man spreekt een vrouw met fiets aan: bekenden. In de ochtendzon is het een waar genoegen hier te wandelen. Op een huis een plaquette dat Johan van Oldenbarnevelt hier is geboren in 1547. Alles wijst erop dat Amersfoort in die tijden geen onbelangrijke stad was.
Muursteen in MuurhuisIk loop nog een stuk door, genietend van deze muurhuizen, totdat ik ontdek dat ik mijn afslag gemist heb. Die is bij een poortje na huis nummer 59. Dit nummer wordt nogal onlogisch opgevolgd door nummer 99, een indrukwekkend samenstel van woningen. Geen wonder dat ik het poortje voorbij liep. Het is overigens een vaker terugkerend dilemma tijdens een wandeling: wat uitvoeriger iets moois bekijken, een museum in, een kleine omweg maken, of doorlopen om je voorgenomen eindpunt op een redelijk tijdstip te halen. Mijn ervaring is dat ik tijdens het eerste deel van een wandeling vaker voor het rondkijken kies en tijdens het tweede deel vaker voor doorlopen.
Het volgende interessante stukje door Amersfoort is het Park Randenbroek, een voormalig Landgoed uit de veertiende eeuw, waar later onder andere Jacob van Campen, de bouwmeester van het Paleis op de Dam heeft gewoond. Het park is gevestigd op oude rivierduinen. Er langs loopt de Heiligenbergerbeek. Het is nu goed te zien dat we een aantal warmere dagen hebben gehad, kruiden (fluitenkruid) en grassen groeien, sommige heesters en treurwilgen beginnen uit te lopen. Voordat ik het open platteland van de Gelderse vallei bereik, loop ik nog wat kilometers door zo'n typisch randgebied zoals dat om zoveel steden te vinden is. Oude mannen met grijze haren spitten in hun volkstuintjes om ze voor te bereiden op het groei- en zaaiseizoen, meest vrouwen laten honden uit, lopend of op de fiets, of wandelen met kinderen naar de zandbak, fietsers bellen mobiel, een grote school voor verstandelijk minderbegaafden, omringd door ezelweitjes, een kinderboerderij, plantenkasjes en speelterreinen, caravanstallingen, reusachtige zorgcentra, tuincentra en hoveniersbedrijven, kleine productiebedrijfjes, een lint van sportvelden, de autosnelweg over, ik zie de kale maïsakkers, weilanden en de eerste boerderijen. Maar de stadsrand is nog niet voorbij, er volgens nog maneges, sloperijen en er duikt al weer een bedrijventerrein op, ditmaal van Leusden. Er voor ligt een postzegel natuur- en broedgebied. Er langs loopt het valleikanaal, dat de afwatering van de Vallei op de Eem verzorgt en ik loop langs dat Valleikanaal over een onverhard pad dat is omgewoeld door voertuigen die gebruikt zijn bij het rooien en afvoeren van te overdadig groeiend hout.
Dan volgt een weinig bezocht stukje platteland van Nederland. Ik verlaat eindelijk de stedelijke rand. Ik ga de Engweg in (verboden toegang). Het land vertoont kleine hoogteverschillen, de enkele boerderij ligt net wat hoger en het land loopt enigszins af naar het Valleikanaal. Dankzij de warme dag zie ik twee vlinders: kleine vossen. Hier is het echt boerenland, nog weinig verstoord door veel nieuwbouw, bedrijven of grote stallen. Het zijn hier veeboeren. Wat verder ook de eerste kippenboeren ofwel pluimveehouders: we zijn in de buurt van Barneveld. Ik zie een biologische pluimveehouderij, maar er lopen geen kippen buiten. Later zie ik in de verte wel een kippenstal met vrije uitloop. Slechts een klein deel van de kippen loopt ook echt buiten. Het landgoed Stoutenburg is van het Utrechts Landschap. Er is een zeer open, oud beukenbos om het wat gesloten ogende landhuis. In de Barneveldse Beek is in 2006 een stuw met vistrappen aangelegd om de vissen de kans te geven in de bovenloop eitjes te leggen. Bij de volgende stuw ontbreekt echter zo'n vistrap. Er staat wel een man te vissen. Zo zwemmen de vissen alsnog in de val.
Rechtgetrokken Barneveldse BeekDe beken in de Gelderse vallei zijn omstreeks 1960 rechtgetrokken om de waterafvoer te verbeteren. Dat is ook met de Barneveldse Beek het geval, waar ik nu anderhalve kilometer langs loop. Aan de overkant is over een flinke afstand het weiland uiterst moerassig. Hier zou de beek weer in zijn oorspronkelijk meanderende loop hersteld kunnen worden. Het is een erg rustig gebied. Veel boomsingels en bosschages, weinig boerderijen. Je waant je hier ver van alle drukte van de Randstad. Toch loopt de grote autoweg met aanpalende bedrijventerreinen rond Hoevelaken slechts een paar kilometer verderop.
Voetpad langs Barneveldse BeekDe route voert nog een keer over het erf van een boerderij waar twee hondjes nijdig keffend de wandelende passant honderden meters blijven achtervolgen. De boer en wat aanhang staan bij een voertuig en laten de hondjes rustig hun onvriendelijke gang gaan. Ook hier staat een bordje met verboden toegang. Toch loopt de route van het Marskramerpad hier, volgens het boekje met toestemming van de eigenaren. Het is wel duidelijk dat de boer zich de baas wil blijven voelen op zijn erf. Al lopend heb ik al een tijd het gevoel dat ik iets mis. Nu weet ik het. Het zijn hier allemaal weilanden, maar er is geen enkele weidevogel. Ik zag twee zwanen en twee Canadese ganzen, dat was alles. Ook ontbreken de kronkelige waterlopen en meertjes. Deze weilanden ogen zo saaier dan het landschap van het Groene Hart.
Ik kom langs Den Olden Floris, een standermolen, het oudste type (koren)molen van Nederland. In de veertiende eeuw stond hier al een molen. Een van de vele beken, de Esvelderbeek, kruis ik vlak voor het viaduct over de spoorlijn en de snelweg. Daar ligt het plaatsje Terschuur dat sinds 1930 op de kaart staat. Het ziet er volstrekt oninteressant uit. Over de Hoevenlaaksebeek (alle greppels en sloten stromen hier naar het westen), bereik ik de grens tussen het ontgonnen veengebied van Zwartebroek (nu overwegend zandgrond) en de ontgonnen heide (net wat hogere zandgrond). Het boerenlandgebruik is aan beide kanten gelijk: weiland of maïsakker, alleen het kavelpatroon is anders en aan de heidekant verschijnen er meer bosjes. In deze omgeving is er flink gerooid. Zowel boomsingels, losse bomen als delen van bosschages zijn gekapt en de blokken brandhout en de takken liggen klaar om afgevoerd te worden. Voor een deel gaat het om elzen die vanzelf weer uitgroeien. Vlakbij het buurtschap Appel stap ik op de bus.
Muurhuizen
Muurhuizen
Muurhuizen
Wiek van De oude Floris