In november had ik bijna 200 verschillende soorten vogels in Nederland gezien. Nog een paar erbij, dan zat ik op 200! Dus toen ik zag dat er een roodhalsgans in Midden-Delfland was gezien, ging ik er op af. De gans was niet makkelijk te vinden. Gelukkig kwam er een vogelaar op de fiets langs, die klaarblijkelijk beter keek, of meer geluk had. De vogel zat behoorlijk ver weg en verdween af en toe vrijwel geheel in een lichte depressie in de weilanden. Een foto maken van deze sierlijke soort was vanwege de afstand weinig zinvol. Een bewijsplaatje had de fietser al gemaakt en naar Waarnemning.nl gestuurd. Eenmaal hier in Midden-Delfland, was het een kleine moeite om ook nog naar Kleine Rietganzen op zoek te gaan in de Duifpolder. Ook die ontbraken nog op mijn jaarlijstje.
Ieder jaar verblijft een flinke groep Kleine Rietganzen in de Duifpolder bij Schipluiden. Ik zag een groep van 250 van deze fraaie ganzen, nadat ik vanuit Schipluiden eerst de halve polder was rondgelopen. Een vogel heeft een witte nekring, waarop aan weerskanten in zwart het nummer 59 valt af te lezen.
Over ganzen in Nederland: zie mijn weblog van februari 2017: >Grijze ganzen spotten.
In de buurt van de ganzen liep een vreemde eendachtige vogel rond. Hij stond nogal rechtop. Wat was dit? Na enige tijd begon het me te dagen: dit lijkt wel een fluiteend. In Latijns-Amerika, Afrika en Zuid-Oost Azie had ik verschillende soorten fluiteenden gezien. De obsidentify app van Waarneming.nl leerde dat het een Indische Fluiteend was. Dus een exoot, waarschijnlijk ontsnapt uit een watervogelcollectie. Ik vraag me af of de vogel de winter overleeft.
Deze polder zit in het winterhalfjaar vol ganzen, waaronder ook een groepje dwergganzen. Die dwergganzen zijn vaak lastig te vinden. In deze polder huizen vele duizenden kolganzen, brandgranzen grauwe ganzen en smienten. Een zoekplaatje. Er lopen enkele smalle wegen door de polder, gedeeltelijk niet toegankelijk voor auto's. Dus je kunt niet makkelijk overal (dichtbij) komen. Dwerganzen zijn vanuit de verte moeilijk van kolganzen te onderscheiden. En ook hebben dwergganzen de wat onhebbeljke gewoonte zich min of meer onzichtbaar te maken door in een terreinplooi te verblijven. Mijn eerste rondgang leverde geen dwerganzen op.
Wel trof ik een veld met laat bloeiende bloemen aan, dat vol zat met putters en wat andere zaadeters. De putters vlogen herhaaldelijk in grote groepen op om veiligheid op de hoogspanningskabels te zoeken die over het veld heen liepen. Daar hadden ze wel reden toe, want verschillende roofvogels hadden deze samnscholing ontdekt. Zolas ook een jonge bruine kiekendief.
Tenslotte vond ik drie dwergganzen, nogal ver weg, te ver voor een mooie foto.
In een buitenhaventje aan de Maasmonding was een IJsduiker gesignaleerd. De vogel was prachtig te zien, druk bezig met wat zijn naam al zegt: duiken op zoek naar prooi.
In de struikjes aan de kop van het haventje zat nog een interessante vogel: een Pallas' Boszanger. Watervlug bewoog hij zich door de struikjes. Maar hij aarzelde niet om zich snel even te tonen aan de vogelaars die hem probeerden te fotograferen, zoals ik. Er waren heel wat pogingen nodig om de vogel enigszins onbewogen, zonder al te veel slagschaduwen en in een acceptabele houding vast te leggen.
In de duinen van Berkheide in de zeereep was een Bruine Boszanger gesignaleerd, een dwaalgast uit Siberië. Bijna in mijn achtertuin. Nou ja, nog wel een kilometer of 12 fietsen naar de juiste plek. Helaas is de Bruine Boszanger die toch wel elke herfst enkele keren wordt gezien langs de Nederlandse kust een vogel die zich vooral goed schuil houdt in dichte struiken. Wat ik ervan zag, maakt een eigen determinatie niet mogelijk. Het was hem wel, kan ik zeggen namens een paar vogelaars die er kennelijk al uren mee bezig waren. Maar zo'n waarneming is voor mij geen waarneming die telt.
Gelukkig was er ook een Siberische Tjiftjaf in dezelfde struiken actief, die zich af en toe wat beter liet zien. Een nieuwe soort voor mij, of een ondersoort. De vogel wordt beschouwd als ondersoort van de Tjiftjaf, bruiner van kleur. Maar hij wordt ook wel als aparte soort beschouwd. Ook zo'n dwaalgast die de laatste tijd vaker wordt gezien. Die toename is te verklaren door hetzij meer en betere waarnemers of meer dwalende vogels of een combinatie daarvan.
Pal voor mijn voeten, op een zandplek in de late zon, zat eem rode libel. Ik wist dat dit een heidelibel moest zijn. Er blijken maar liefst drie kandidaten te zijn die erg veel op elkaar lijken: de bloedrode, de bruinrode en de steenrode heidelibel. Ik heb van alle drie enige tijd gedacht dat die het was! Ik ben dus geen libellendeskundige. Ik haal mijn wijsheid achteraf uit "Libellen van Europa", van Klaas-Douwe B Dijkstra. Dan blijkt dat ik niet goed genoeg gekeken heb, omdat ik niet wist wat de onderscheidende kenmerken van deze drie soorten zijn. De foto stelt mij ook niet in staat om eenduidige conclusies te trekken, omdat die kenmerken er niet of nauwelijks op waar te nemen zijn.
Toch een poging tot determinatie. De bruinrode valt bij nader inzien af, omdat die gele vlekken op de zijkant van het borststuk heeft. Op de foto is die zijkant van het borststuk overigens niet erg goed te zien.
Ik denk dat het de steenrode heidelibel is, omdat de poten niet geheel zwart lijken te zijn en ik geen duidelijke gele vlek aan de vleugelbasis zie, een kenmerk van de bloedrode. Ik geef toe: beide gevolgtrekkingen hebben geen sterke basis in wat de foto laat zien.
Deze heidelibellen zijn in ons land (zeer) algemene sooorten die vanaf juni tot november te zien zijn. Deze zag ik half november in de duinen van Berkheide, vlakbij de plek van de waarneming van de Siberische Tjiftjaf.