De winter is de tijd om ganzen te spotten. Ganzen spotten? De niet-vogelaar zal de wenkbrauwen optrekken. Ganzen, die zie je toch overal? Wat is daar nu aan te zien? Er zijn er veel te veel. Ze vreten het gras van de boeren op. Er zijn discussies over het al dan niet afschieten van ganzen. Maar ganzen spotten, dat lijkt toch nauwelijks spannend.
Toch wel zegt de vogelaar. Wat veel mensen niet weten, is dat er verschillende soorten ganzen zijn, En sommige daarvan zijn vrij tot zeer schaars. En ze zijn niet zo makkelijk te vinden en te herkennen. En daar hebben we de uitdaging te pakken. Het leek me een aardige opgave om deze winter eens te proberen alle grijze ganzensoorten die in Nederland voorkomen, te spotten.
Hoe meer je naar ganzen gaat kijken, hoe interessanter hun gedrag blijkt te zijn. Hoe ze in kleine familiegroepen, of in zeer grote groepen fourageren, rusten en vliegen. Dat er een rolverdeling is tussen ganzen die op de uitkijk staan, en anderen die eten. Hoe ze met elkaar communiceren.
Er komen in Nederland zes soorten grijze ganzen voor. Ik laat hierbij de lastige kwesties van het onderscheid tussen soorten en ondersoorten en hybriden buiten beschouwing. Ik ga uit van de soorten die de bekende vogelgids van Mullarney, Svensson e.a. beschrijft:
Van de grijze ganzen zijn de Grauwe gans en de Kolgans het bekendst. Ze zijn niet moeilijk te vinden. De eerste is hier het hele jaar aanwezig en is een broedvogel. Iconisch is de moedergans met een rij ganzenkuikens achter zich. Dan weten we dat het voorjaar is begonnen.
De Kolgans is een wintergast en in dat jaargetijde massaal aanwezig. Deze gans is in het veld vrij makkelijk te herkennen aan de witte "kol" rond de snavelbasis en aan de brede donkere strepen op de buik van de volwassen vogels.
De andere grijze ganzen vormen de eigenlijke uitdaging. Het zijn de Taigarietgans, de Toendrarietgans, de Kleine Rietgans en de Dwerggans. Van deze zes heb ik alleen de Taigarietgans nog nooit gezien. Ze zijn heel wat moeilijker te vinden en te herkennen. De verschillen zijn subtiel en van ver af en bij slecht zicht nogal moeilijk te bepalen. Over de veldkenmerken van deze soorten later meer. Ook in vlucht onderscheiden de ganzensoorten zich subtiel in uiterlijk en de meeste soorten gakken tijdens het vliegen continu op een soort specifieke wijze. De geoefende ganzenkenner kan ze hieraan herkennen. Zelfs 's nachts in bed als er een groep overtrekt!
De Taiga- en de Toendrarietgans zijn normaliter niet dichtbij mijn woonplaats Scheveningen te vinden. Ze houden zich vooral in de oostelijke helft van ons land op. Minder op graslanden op voormalig laagveen en in droogmakerijen, eerder op akkers op de zandgronden. De Toendrarietgans is vrij talrijk, vooral in strenge winters. 10 -30% van de wereldpopulatie overwintert in Nederland. Dat kunnen er tot wel honderdduizend zijn. De Taigarietgans is er slechts in kleine aantallen. Het vinden van deze soort, zal de grootste opgave voor me worden. Sinds de voorlaatste week van januari 2017 zijn er op Waarneming.nl geen waarnemingen meer gemeld. Bij zachte winters rond de Baltische zee komen er maar weinig naar Nederland en ze beginnen al weer vroeg aan de trek terug. De Taigarietgans levert ook de meeste problemen op wat betreft herkenning.
De Dwerggans heeft slechts een enkele vaste overwinteringsplek waar enkele tientallen exemplaren overwinteren. Ik zag ze eerder in het Oude Land van Strijen, hun vaste plek en in de Pettemer polder in de buurt van de Hondsbossche zeewering, waar ook een groep regelmatig overwintert. De Dwerggans broedt in het noorden van Scandinavië en Rusland en Siberië. De wintertrek gaat vooral naar Centraal-Azie en wellicht ging die vroeger ook, met bescheiden aantallen, naar West-Europa. Omdat de vogels in Scandinavië dreigden uit te sterven, zijn daar in de vorige eeuw enkele herintroductieprogramma's gestart. Het zijn hoogstwaarschijnlijk de vogels uit die programma's, later wellicht gemengd met echte wilde, die op kleine schaal naar Nederland trekken.
Ten slotte de Kleine rietgans. Hiervan zijn er 's winters hooguit enkele tienduizenden. Onze overwinteraars zijn afkomstig van Spitsbergen. In het najaar strijken de meeste in het zuidwesten van Friesland neer. Later trekken er veel door naar Vlaanderen. Een klein aantal verblijft gelukkig voor mij elk jaar dicht bij mijn huis in Midden Delfland.
Met behulp van Waarneming.nl valt uit te vinden op welke plek deze soorten (zeer) recent gezien zijn. Dan is het een kwestie van er er opaf gaan en hopen dat ze er nog zitten en... dat je ze ook zult herkennen.
Uiteraard moet je de veldkenmerken goed kennen. Voldoende ervaring met het uiterlijk van de Grauwe gans en de Kolgans is noodzakelijk om de andere soorten aan de hand van de verschillen te kunnen herkennen.
Ganzen spotten doe je het best vanuit een auto. Want ganzen zijn meestal schichtig, bang voor mensen die te dichtbij komen. Vooral mensen die lopen of stilstaan jaagt de soort schrik aan. Dat kunnen immers jagers zijn! Ze lopen weg of gaan op de wieken. Van fietsers en trimmers trekken ze zich veel minder aan. Ook langzaam rijdende en stoppende auto's bekijken ze met argwaan, maar vaak lukt het vanuit een auto wel om ganzen rustig te bekijken. Het beste is het natuurlijk om hiervoor een telescoop te gebruiken. Om vanuit een auto door een telescoop te kijken, heb je een speciaal hulpmiddel nodig: een voetstukje voor de telescoop dat je op je open ruit kunt klemmen. En dan nog blijft het een heksentoer om er door te kijken. Wat het ook lastig maakt, is dat je vaak over smalle, onbekende weggetjes moet rijden, waar het moeilijk stoppen is, waarvan het weleens onduidelijk is of je er aan het eind nog kan keren en waar je fietsers en boeren tot last kunt zijn.
In de eerste week van februari staat de Kleine rietgans op mijn menu. Het dichtst bij huis zijn ze vaak te vinden in Midden-Delfland, ten zuiden van Schipluiden. Daar zag ik de Kleine rietgans al eerder.
Ik rijd op een mooie zonnige dag naar het gebied tussen Schipluiden, Negenhuizen en Zouteveen. Ik zie veel groepen ganzen: Grauwe en Kolganzen, maar er is geen Kleine rietgans te zien. Wel zie ik een grote groep wulpen, erg dicht op elkaar, in een weiland, dicht bij Schipluiden.
Een paar dagen later doe ik een nieuwe poging. Tussen Schipluiden en Maasland ligt ten oosten van de Oostgaag de Duifpolder. Het barst hier van de Grauwe ganzen en vooral Kolganzen. Hier vind ik de Kleine rietgans aan het eind van een doodlopende weg, na vele groepen ganzen te hebben afgespeurd. Als eerste valt me vanuit de verte hun blauw-grijze rug op, een kenmerk dat ik me van eerdere waarnemingen herinner.
Ik zie 2 groepen van elk zo'n 20 a 25 vogels - mischien zijn er meer achter een oneffenheid in het terrein. De groepen zitten dicht bij elkaar en gedeeltelijk tussen de Kolganzen. Ik zoek verder naar hun kenmerken en ik kan ze geleidelijk alle afstrepen: de snavel met veel zwart aan de punt en een beetje roze aan de basis, de zeer donkere kop en hals. Van de Kolganzen onderscheiden ze zich vooral door het (vrijwel) ontbreken van een witte kol en de zwarte buikstrepen. Ook zie ik nu hun rozeachtige poten (in het Engels heten ze Pink-footed Geese), terwijl de poten van Kolganzen oranje zijn. Maar let op, eerstjeaars kolganzen hebben ook nauwelijks buikstrepen en soms slechts een nauwelijks zichtbare kol. Het formaat van de Kleine rietgans en de Kolgans komt aardig overeen. Redelijk gelukkig met deze waarneming en met enkele foto's keer ik terug naar huis.
Het moet al even geleden zijn dat ik de Toendrarietgans heb gezien. Waarnemingen van Toendrarietganzen waren er de afgelopen tijd maar sporadisch. Om deze soort te zien moet ik wat verder van huis. Ik kies voor het gebied onder Vlijmen, zo'n 115 km van huis en goed gelegen om eventueel nog wat andere kansrijke plekken in Noord-Brabant te bezoeken.
In tegenstelling tot de weersverwachtingen van de vorige dagen is het zicht slecht en er valt lichte motsneeuw. Ik tref onder Vlijmen een mij onbekend gebied aan. Een wijdse, vrijwel boomloze vlakte, een combinatie van argrarisch en woest land (natuurontwikkeling). Langs de randen liggen lage beboste zandheuvels (de Vloedberg o.a.). Veelbelovend voor vogels die van zo'n biotoop houden. Langzaan rijdend en af en toe stoppend zie ik niet veel meer dan twee kleine groepen Grauwe ganzen. En er zitten her en der Grote zilverreigers in slootjes.
Ik heb al het grootste deel van het gebied onderzocht: Vughtse Gement, Vlijmen - Den Ham en het Vlijmens Ven. Zou het een dip worden? Ik rijd nu langs de zuidelijke kant Den Ham. En daar vind ik mijn doelsoort op een maïsakker, vrij dichtbij de weg. Er staan hier wat bomen en struiken langs de weg die mij wat minder bedreigend voor de ganzen maken. Vooraan in een grote groep van enkele honderden Kolganzen zie ik minstens 50 Toendrarietganzen. Onmiskenbaar, vooral door hun snaveltekening en het ontbreken van de witte kol en zwarte buikstrepen. Door de donkere snavel ziet hun kop er anders uit dan die van de Kolganzen.
Ik rijd wat verder om te keren, zodat ik de vogels vanuit de auto aan mijn linkerzijde (de bestuurderszijde) kan zien. Als ik terugkom, is het grootste deel van de Kolganzen verdwenen. Er stappen nu nog zo'n dertig Toendrarietganzen rond.
Na deze succesvolle waarneming van de Toendrarietgans ga ik nog even langs het natuurgebied de Kampina. Hier zie ik op een korte wandeling nog een paar soorten die je in de buurt van mijn huis niet snel zult vinden in deze tijd: Kepen, 2 Kruisbekken, die ik aan hun tjup-tjup-geluid herken en een Zwarte Specht, die zich verraadt door zijn opvallende roep. Het lukt me van de kruisbek een - matige - foto te maken.
Op maandag 13 februari ga ik naar Strijen, op zoek naar de Dwerggans. De vorige dag zijn er nog wat gesignaleerd in het Oudeland van Strijen. Dit oeroude weidegebied wordt doorsneden door enkele erg smalle weggetjes, vanwaar je de dwergganzen kunt proberen te spotten. Ik rijd alle weggetjes af, loop enkele stukjes, ik zie ganzen die Dwergganzen zouden kunnen zijn, maar ik ben er niet zeker van. Te ver, het zouden ook Kolganzen kunnen zijn. Op de terugweg rijd ik over een weg parallel aan de zuidelijke oprit van de Moerdijkbrug. Daar zou iemand afgelopen zondag een flinke groep Dwergganzen gezien hebben. Dat zou dan bijna zeker de groep van Strijen moeten zijn. Ik zie een andere kijker en veel (Kol)ganzen, maar geen duidelijke Dwergganzen. Ook op Waarneming.nl wordt de waarneming van gisteren niet meer herhaald. Wellicht een verkeerde determinatie.
Een kleine week later keer ik terug naar het Oudeland van Strijen, na een bezoek aan de Biesbosch. Die Biesbosch is de laatste jaren door ingrepen in verband met het programma "Ruimte voor de rivieren" ingrijpend gewijzigd. Veel voormalig akkerland is nu toegankelijk voor het rivierwater als het water in de rivieren stijgt. Het bestaat uit grote kreken en draslanden, met de bijbehorende vogels.
In het Oudeland van Strijen is het nu vrij snel raak. Eerst zie ik voornamelijk veel grote groepen Brandganzen. Maar nu zie ik ook een groepje van zes ganzen die zich aan de periferie van een grote groep Brandganzen bewegen. Hoewel ze ver weg zitten, kom ik op grond van hun kenmerken - zie hieronder bij de foto's - tot de conclusie dat het Dwergganzen zijn. Ik zie een andere waarnemer. Die zet de ganzen later op Waarneming.nl. De onderstaande foto's zijn flinke uitvergrotingen.
Deze gans heb ik niet kunnen vinden. Op Waarneming.nl heb ik geen waarnemingen meer gezien, sinds ik eind januari met ganzen spotten begon. Die blijft dus in portfeuille voor volgend jaar. Maar dan wel eerder in het seizoen beginnen!