Ik woon op een klein kwartiertje lopen van het strand. De havenhoofden van Scheveningen zijn iets verder weg, maar dichtbij genoeg om daar af en toe eens te gaan kijken naar de vogels van de kust en de zee.
Donderdag 28 september heb ik een paar uur naar de zeetrek gekeken. Het wemelde ver op zee van de Jan-van-Genten. Eentje, een jonge vogel, kwam vrij dicht bij de havenhoofden en liet zich daardoor goed fotograferen.
Ik keek samen met twee zeer ervaren zeetrektellers, zodat ik het nodige van hun kennis en waarnemingen kon opsteken. Zo zagen we enkele verre Kleine Jagers, die ik wel als Jager herkende,, maar niet als de Kleine. Er zijn namelijk - in onze contreien - Grote, Middelste, Kleine en Kleinste Jagers! Ze trekken hier twee keer per jaar langs. Ik ontdekte zelf een Kleine Jager die vrij dichtbij een aantal meeuwen belaagde. Dat is de manier waarop ze aan hun voedsel komen: kleptoparasitisme (het stelen van prooien die andere dieren gevangen hebben).
De groepjes steltlopers die af en toe langs vlogen, waren voor mij niet steeds even makkelijk op naam te brengen. Die ervaren rotten lukte dat natuurlijk wel. Wat Rotganzen en Brandganzen herkende ik natuurlijk wel zelf. Dit waren de vroege voorboden van de op handen zijnde "ïnvasie" van deze ganzen uit het hoge noorden, die een week later is begonnen. De koude is kennelijk ingevallen op de toendra's. In totaal werden die ochtend 32 verschillende passerende soorten waargenomen en gearchiveerd op de website van trektellen.nl.
Het aantal passerende Grote Sterns was groot. Deze vogels trekken al fouragerend langs de kust naar het zuiden. Ze kwamen dichtbij de havenhoofden langs, goed voor een foto. Hun plotselinge "plonsduik" is kenmerkend. Tussen de langs trekkende Grote Sterns zaten af en toe enkele Visdieven of Noordse Sterns (omdat ze van afstand niet of moeilijk te onderscheiden zijn worden ze door de trektellers "Noordse dieven" genoemd).
Ik had op zondag 1 oktober een zeevogeltocht met Holland Birding geboekt vanuit Scheveningen. Het weer was mooi: veel zon, niet koud. De wind zat echter niet in een gunstige hoek voor de trek over zee. En de zee was ondanks de geringe wind toch nog vrij onrustig.
Tijdens de tocht bleek dat de Jan-van-Genten nog steeds in grote getale aanwezig waren, op zo'n 2 tot 6 kilometer uit de kust. Deze vogels bleken de belangrijkste "oogst" van deze tocht. Wat teleurstellend, je hoopt natuurlijk door de zee op te gaan wat zeldzame soorten te spotten. Maar de Genten zijn gelukkig indrukwekkende, fotogenieke, grote vogels, die met snelle duiken van flinke hoogte vis vangen.
Het duurt meer dan vier jaar voor ze geheel hun volwassen kleed hebben. Ze veranderen van vrijwel geheel donker, naar spierwit, met zwarte vleugelpunten en een fraai getekende kop met gele kap. Wij zagen vooral subadulte vogels.
Behalve de Genten, was de "oogst" aan soorten zoals gezegd niet groot. Enkele zeer verre jagers. Natuurlijk de gewone meeuwen (Zilvermeeuw, Kleine Mantelmeeuw, Grote Mantelmeeuw, Stormmeeuw).
Voor deze tijd van het jaar was de enkele Drieteenmeeuw wel opvallend: de meeste verschijnen pas later in de winter enige tijd voor onze kust.
Op zo'n zeetocht hoop je natuurlijk op nog zeldzamere soorten. Daartoe hoort de Pontische Meeuw, die hieronder is afgebeeld. Het is een meeuw die in elk kleed lastig van de andere grote meeuwen te onderscheiden is. Een kenmerk is o.a. het donker "kraaloogje". De Pontische Meeuw is afkomstig uit het Zwarte-Zeegebied en verspreidt zich langzaam via centraal Europa naar het noorden. Daarbij hybridiseert hij soms met Zilvermeeuwen of Kleine Mantelmeeuwen, wat de determinatie erg lastig kan maken.
En tenslotte zagen we veel van die vrolijk zwart-witte zeevogels, die van enige afstand sterk op elkaar lijken: Alken en Zeekoeten. Ze zwemmen meestal, duiken onder om vis te vangen. Af en toe vliegen ze een stukje, laag boven het water. Of zie vliegen snel en ver in een "treintje".