Alle bomen en struiken lopen uit. De lente is overdonderend aanwezig. Een flink stuk van mijn pad volgt de Veluwsche Bandijk. Deze dijk is in de veertiende eeuw aangelegd om het achterliggende land tegen hoog IJsselwater te beschermen. Omdat de loop van de IJssel is veranderd, ligt het stuk dijk dat door het Appense Bos loopt, ver van de rivier en is de waterkeringsfunctie verdwenen. De dijk is hier laag, soms nauwelijks als dijk zichtbaar. Verderop, na Gietelo is het nog een functionerende winterdijk vanwaar je hoog over de uiterwaarden van de IJssel kunt kijken.
De dijk is een ideale wandelroute. Er is een afwisseling van bos, doorkijkjes naar bouwland, weiden en wielen. In de uiterwaarden bloeien de sleedoornhagen uitbundig wit. Onderweg zie ik twee geelgorzen, de eerste huiszwaluwen van het jaar en aan de voet van de dijk weiden die bleek lila-wit van de pinksterbloemen zijn. Het groothoefblad bloeit en onder de bomen zie ik bosanemonen.
Voor Gietelo moet ik de dijk verlaten. Wat verderop is de dijk onder een provinciale weg verdwenen. Rond het Juffersgat tussen Gietelo en Voorst wandel ik door een miniatuur natuurgebiedje en passeer de lelijkste muziektent van Nederland. Ik looop van de dijk de uiterwaarden in om de bloeiende hagen te bewonderen. Een oudere wandelaar komt langs hetzelfde landweggetje aan en vraagt me of hij zo het Maarten van Rossumpad bereikt. Inderdaad, het loopt iets verder over de zomerdijk van de IJssel. De man verteld dat hij eigenlijk op weg was naar Kampen, maar in Deventer strandde, doordat ergens iemand het spoor had gebruikt om zelfmoord te plegen. Dus had hij besloten maar van Deventer naar Zutphen te wandelen. Geen verkeerd besluit op deze voorjaarsdag.
Vandaag zie ik voor het eerst verschillende wandelaars op mijn route, evenals veel vlinders - het oranjetipje, het klein geaderd witje. Wilp oogt als een forenzendorp met veel nieuwbouw. Maar midden in een oude kern half omsloten door een bocht van de dijk staat een mooi oud kerkje. Boven een plas in de uiterwaarden van de IJssel, vlak voor de brug van de A1 over de rivier, zie ik als definitieve bevestiging van de lente, visdiefjes en dwergmeeuwen vliegen. Met het pontje steek ik over. Ik ben meteen in het hart van Deventer. Langs de grote Lebuïnuskerk loop ik naar het station.