Begin Maart laat zich dit jaar zowel van de zachte en zonnige kant zien, als van de koude, winterse kant. De kleine zangvogeltrek is nog niet erg op gang gekomen als ik dit schrijf (8 maart). In het riet was het nog stil. Ook de eerste Oeverzwaluwen waren nog niet aangekomen. Een vaste gast was onlangs wel te zien langs de Zevenhuizerplas: een van de Haviken van het paar dat hier al jaren broedt. Steeds op hetzelfde eilandje en op hetzelfde nest.
Deze Havik heb ik al vaker in eerdere jaren op dit blog afgebeeld. De Havik kan tijdenlang op de uitkijk zitten in het geboomte. En soms vliegt ze ineens een heel eind weg, uit het zicht.
Op hetzelfde eilandje broedt eveneens al jaren de IJsvogel. Die zit vaak wat meer naar het westen, in de buurt van de steile over waar wat nestgaten zitten.
Op het volgende eilandje dartelde een groepje Staartmezen in de nog kale takken en twijgen. Het was een groepje van 5 stuks. Niet schuw, maar ze zitten nauwelijks stil, dus nog lastig goed op de foto te krijgen.
Het is langer licht en zonnig. Er zijn steeds meer soorten vogels. Doortrekkers en blijvers. Met de rietvogels wil het nog niet erg vorderen, behalve de Rietgorzen: de mannetjes laten zich al flink zien en horen.
Tijdelijk gasten in de polder, steltlopers die hier langskomen om wat op te vetten zijn onder andere Kluten en veel Tureluurs.
Het water staat nog steeds hoog, zodat er vrijwel geen plaatjes zijn waarop kleine steltlopers kunnen rusten en fourageren. Slechts één Bonte Strandloper zie ik, nog geheel in winterkleed. Hij/zij houdt zich op in de drassige oever van de grote plas. Straks trekt deze vogel verder om in het hoge noorden te broeden. Dan is zijn borst- en buikstreek zwart.
Op dezelfde drassige oever zitten wat Witte Kwikstaarten en Graspiepers. De Graspiepers vertonen alle overgangskleden tussen winter- en broedkleed. In winterkleed zou je een Graspieper in dit terrein zomaar voor een Waterpieper kunnen houden, al heeft een Graspieper stevigere donkere strepen op zijn flanken.